Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BJ6110

Datum uitspraak2009-08-21
Datum gepubliceerd2009-08-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers06/2153 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

WAO-schatting. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te volgen. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de Raad niet gebleken. De Raad is van oordeel dat het door de deskundige verrichte onderzoek volledig en zorgvuldig is. Bovendien heeft betrokkene in hoger beroep geen nadere, van (behandelend) artsen afkomstige, medische informatie naar voren gebracht die een ander licht werpt op zijn medische situatie. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit van appellant van 31 mei 2005 niet op zorgvuldige wijze is voorbereid. Ook anderszins is niet gebleken dat het besluit van 31 mei 2005 de rechterlijke toets niet kan doorstaan. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep doel treft. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd en het inleidende beroep wordt ongegrond verklaard.


Uitspraak

06/2153 WAO Centrale Raad van Beroep Meervoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de rechtbank Middelburg van 7 maart 2006, 05/559 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: [Betrokkene], wonende te [woonplaats] (hierna: betrokkene) en appellant. Datum uitspraak: 21 augustus 2009 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Betrokkene heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid een verweerschrift in te dienen. Op verzoek van de Raad heeft de deskundige, prof. dr. H.J. Stam, revalidatiearts, betrokkene onderzocht en op 16 februari 2009 van verslag en advies gediend omtrent de gezondheidstoestand van betrokkene, zijn beperkingen en zijn arbeidsmogelijkheden. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 10 juli 2009. Appellant was vertegenwoordigd door mr. M.W.L. Cleemens. Betrokkene is, na bericht van verhindering, niet verschenen. II. OVERWEGINGEN 1. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep van betrokkene tegen het besluit van appellant van 31 mei 2005, waarbij de herziening van de uitkering van betrokkene naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45% per 18 januari 2005 is gehandhaafd, gegrond verklaard en dat besluit vernietigd. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat dat besluit niet op zorgvuldige wijze is voorbereid omdat in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) de psychische beperkingen van betrokkene als gevolg van zijn beperkte stressgevoeligheid onvoldoende tot uiting komen. 2. Onder verwijzing naar een rapportage van de bezwaarverzekeringsarts van 13 maart 2006 heeft appellant hiertegen aangevoerd dat bij betrokkene geen sprake is van een psychische stoornis, dat hij niet onder behandeling is van een psychiater of psycholoog en evenmin psychofarmaca gebruikt. De beperkte stresstolerantie van betrokkene is een “zo-zijn” en daarmee is voldoende rekening gehouden. 3.1. De Raad overweegt als volgt. 3.2. Deskundige Stam heeft in zijn rapport van 16 februari 2009 de door de Raad geformuleerde vragen als volgt beantwoord: A1. Welke als ziekte of gebrek aan te merken afwijkingen in zijn gezondheidstoestand heeft betrokkene thans? Antwoord: De gezondheidstoestand van betrokkene kan omschreven worden als status na hartinfarct in 1999, PTCA in 1999 en coronaire bypassoperatie in 2004, met als gevolg matige algemene gezondheidstoestand, zich uitend in beperkt lichamelijk uithoudingsvermogen en matige psychische belastbaarheid. B1. Welke van belang zijnde, als ziekte of gebrek aan te merken afwijkingen in zijn gezondheidstoestand, had betrokkene op de in dit geding van belang zijnde datum 18 januari 2005? Antwoord: De datum van 18 januari 2005 ligt ca. 8 maanden na de bypassoperatie. In januari 2005 was het hartrevalidatieprogramma in Goes afgerond. In de periode tussen januari 2005 en heden zijn er anamnestisch en op basis van medische correspondentie geen incidenten geweest die het aannemelijk maken dat de gezondheidstoestand in januari 2005 afwijkt van de gezondheidstoestand ten tijde van mijn onderzoek (september 2008). B2. Kunt u zich verenigen met de door de verzekeringsarts vastgestelde mogelijkheden/belastbaarheid van betrokkene en het vervallen van de urenbeperking? Antwoord: De gedingstukken overziende stel ik vast dat ik mij kan verenigen met de door de verzekeringsarts vastgestelde mogelijkheden/belasting en het vervallen van de urenbeperking. Er is geen valide reden om aan te nemen dat betrokkene zijn huidige werkzaamheden wel 4 uur per dag, maar geen 8 uur per dag zou kunnen uitvoeren. Zowel in de functionele mogelijkhedenlijst als ook in de werkzaamheden die betrokkene 4 uur per dag uitvoert is in het verleden rekening gehouden met de persoonlijkheidskenmerken van betrokkene. De persoonlijkheidskenmerken resp. karaktereigenschappen zijn niet van pathologische aard en vallen in de normale range van verschillen die tussen mensen kunnen worden vastgesteld. B3. Niet van toepassing. B4. Was betrokkene naar uw oordeel op 18 januari 2005 in staat tot het verrichten van de werkzaamheden, verbonden aan de door de arbeidsdeskundige geselecteerde functies? Antwoord: Gedingstuk B22, de rapportage herbeoordeling arbeidsdeskundige, is geen aanleiding voor commentaar mijnerzijds. Gedingstuk 11B beschrijft de functies onderhoudstimmerman, metselaar, commercieel/administratief medewerker, controleur, kostprijscalculator en inpakker. De bezwaararbeidskundige geeft argumenten voor de passendheid van de geselecteerde functies en concludeert dat de belasting en de functies passend zijn bij het door de verzekeringsarts opgestelde en in bezwaar bevestigde functionele mogelijkhedenlijst. In gedingstuk 11E 1 t/m 44 worden de genoemde functies in detail uitgewerkt. Ik ben van oordeel dat betrokkene op 18 januari 2005 in staat was tot het verrichten van de genoemde werkzaamheden. B5. Niet van toepassing. C1. Acht u een nader deskundige onderzoek nodig? Antwoord: Neen. 3.3. In vaste rechtspraak van de Raad ligt besloten dat de Raad het oordeel van een onafhankelijke door de bestuursrechter ingeschakelde deskundige in beginsel pleegt te volgen. Van feiten of omstandigheden op grond waarvan het aangewezen voorkomt in dit geval van dat uitgangspunt af te wijken is de Raad niet gebleken. De Raad is van oordeel dat het door de deskundige verrichte onderzoek volledig en zorgvuldig is. Bovendien heeft betrokkene in hoger beroep geen nadere, van (behandelend) artsen afkomstige, medische informatie naar voren gebracht die een ander licht werpt op zijn medische situatie. 3.4. Dit betekent dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat het besluit van appellant van 31 mei 2005 niet op zorgvuldige wijze is voorbereid. Ook anderszins is niet gebleken dat het besluit van 31 mei 2005 de rechterlijke toets niet kan doorstaan. 4. Uit het vorenstaande volgt dat het hoger beroep doel treft. De aangevallen uitspraak zal worden vernietigd en het inleidende beroep wordt ongegrond verklaard. 5. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Vernietigt de aangevallen uitspraak; Verklaart het beroep ongegrond. Deze uitspraak is gedaan door D.J. van der Vos als voorzitter en J.W. Schuttel en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden, in tegenwoordigheid van A.L. de Gier als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2009. (get.) D.J. van der Vos. (get.) A.L. de Gier. EV